Prince & the Revolution - Purple Rain
Zomer 1984. Ik lig op mijn rug, halverwege het Klimduin. De hoge bomen als een grillige schilderijlijst om een met sterren bezaaide hemel. Koel zand tegen het stuk blote huid tussen spijkerbroek en topje. Geluiden stijgen op vanuit het café beneden, verwaaien. Dan snijdt er een gitaarsolo door de warme avondlucht. Het intro van When Doves Cry.
Ik ga rechtop zitten. Die leuke jongen komt naar buiten. Hij kijkt om zich heen, zoekt kennelijk iemand op het terras. Dan loopt hij weg. Dig if you will the picture, of you and I engaged in a kiss. Ik sta op, klop het zand van mijn billen en ren naar beneden.
Even later steekt mijn tong als een stuk dood koraal in zijn mond. Mijn eerste tongzoen. Verdomd pijnlijk, dat zoenen. Eigenlijk alles boven mijn middenrif verkeert in een totale kramp.
‘Wanda?’ Een paniekerige stem vanuit het donker.
Ik heb mijn ogen zo stijf dichtgeknepen dat ik een paar keer moet knipperen voordat ik weer iets zie. In het licht van een straatlantaarn verschijnt mijn oma. Ik logeer bij haar en ben al minstens twee uur te laat. Ze heeft midden in de nacht haar duster aangetrokken en loopt als een grote satijnen engel door het dorp, op zoek naar mij. Can you my darling, can you picture this?
‘Ben jij dat, Wanda?’ Maar ze heeft me al herkend. Opluchting en boosheid vechten nu om voorrang in haar stem.
‘Nee,’ zeg ik. ‘Ik ben het niet.’
When Doves Cry was de eerste single van het album Purple Rain. Die hoes alleen al. Prince in zijn strakke pak op de motor. Het glanzende paars, de geur. Aan de zijkanten witte banen met kleurige bloemen.
De jongen van die eerste zoen verdween na een snel opdrogende brievenstroom uit mijn leven. Prince niet. Die bleef me achtervolgen. Of beter gezegd: die nam ik mee. Ik eigende me Purple Rain toe alsof Prince er zelf niet een heel andere film bij bedacht had.
Het openingsnummer: Let’s Go Crazy. Langgerekte noten uit een nep-Hammond. Dearly beloved, we are gathered here today to get through this thing called life. Ik sta schaars gekleed in een kooi met nog twee meiden van de balletschool. We zakken langzaam door een gat in het plafond naar beneden. Tussen ons in, met sigaar en champagne, de eigenaar van de discotheek die we op deze ludieke wijze openen. De bodem van de kooi bestaat uit een nogal lullig roostertje. Een meter of twaalf lager, op de dansvloer, kijken de genodigden angstig omhoog. Electric word life, it means forever and that’s a mighty long time. Dat hoop je dan maar, als je hoog in de lucht met z’n vieren op een nogal lullig roostertje staat.
Take Me With You, het tweede nummer. Grote bruine ogen. Brutaal maar lief. Ik word er verlegen van. Wil wel blijven kijken, maar het is te heftig. I don’t care pretty baby, just take me with you. Verliefd zijn als je jong bent. Intens geluk.
Intens verdriet bij The Beautiful Ones, het volgende liedje. Mijn benen tegen de verwarming gedrukt, mijn voorhoofd tegen het koude slaapkamerraam. De eenden als wazige vlekken in de sloot naast ons huis. Ik betrapte hem in de steeg achter Tuf, zoenend met die trut die uit haar bek stinkt. The beautiful ones always smash the picture - always, everytime.
Computer Blue hoort bij een playbackwedstrijd. In het jongerencentrum waar ik uren, weken, jaren zoekbracht in een wolk van wietdampen en LouLou. Met een vriendin een woeste act ingestudeerd.
Wendy?
Yes Lisa.
Is the water warm enough?
Yes Lisa.
Shall we begin?
Yes Lisa.
Dan: Darling Nikki. Ontmaagd. I can’t tell you what he did to me, but my body will never be the same.
Terug naar Tuf, de zondagse disco met gekleurde lampen en meters bier. Een week na het drama in de steeg. Hij leunt tegen een tafel, ik dans. We houden elkaars blik gevangen, wachtend op het refrein. Als het komt dan maakt hij de bewegingen. Wijst op zijn borst, balt zijn vuist tegen zijn hart, strijkt met zijn wijsvinger langs zijn keel, steekt vier vingers omhoog, en wijst op mij. I would die for you. Die griet met die stinkbek kan wel inpakken.
Baby I’m a Star. Een massale jongerenopstand in onze provinciestad. Brandjes, vechtpartijen, sirenes. Hand in hand rennen langs gesneuvelde etalageruiten. Uit elkaar spatten van boosheid en levenslust. Before the night is through, you will see my point of view, even if I have to scream and shout.
Tot slot de titelsong. Van school gestuurd, voor een tijdje. Niemand begrijpt me. Een klasgenoot zei dat hij me nog nooit had zien lachen. Nog nooit. Was ik maar dood. Koptelefoon, hoogste volume. Purple Rain. Slapjes kras ik met een bot zakmes over mijn pols. Overdwars, niet in de lengte. Ik ben niet gek natuurlijk. En ik wéét dat ik me aanstel. Desondanks glijden er tranen langs mijn wangen, ze spatten uit elkaar op de platenhoes en bevlekken Prince z’n strakke pak. I never meant to cause you any sorrow, I never meant to cause you any pain. I only wanted to one time see you laughing, I only wanted to see you laughing in the Purple Rain.
Nu, bijna een kwart eeuw na die eerste zoen, lig ik wederom op mijn rug in het zand. Op Rottumerplaat. Purple Rain op repeat. Traag maar onherroepelijk spoelen golven de wereld om mij heen weg. De soundtrack van mijn pubertijd. Keer, op keer, op keer.
Terug